Mijn vrouw ligt op haar rechterzijde op bed. Ik kom, doe het licht uit en ga op mijn rechterzijde naast haar liggen. Zij ruikt mijn haren, streelt mijn rug, doet haar benen tussen mijn benen. Ik zeg niks, doe niks, ik denk aan haar handen.
De nacht gaat niet voorbij, zegt zij. Ik sta op, doe het licht aan, ga het huis uit.
De maan schijnt als een zwaard in de hemel. Ik denk en ik zie in de lucht duizenden handen naar het zwaard zoeken. Ik steek mijn hand naar de maan uit.
Ik hoor mijn naam. Ik kijk en ik zie haar achter het raam staan. Ik ga terug naar huis.
Zij doet het raam dicht, draait om. Ik lig op mijn rechterzijde op bed. Zij doet het licht uit en ligt op haar linkerzijde naast me. Ik ruik haar adem, streel haar gezicht, doe mijn benen tussen haar benen. Zij zegt niks, doet niks. ‘De nacht gaat weer niet voorbij,´ zeg ik. Zij lacht. Ik lach. Ik word haar koning. Zij wordt mijn koningin.
In die dag/ Van geboorte tot dood/ Waarop te hopen/ ‘s Morgens verzorg je je wonden/ ‘s Avond krab je ze open.// Judith Herzberg
dinsdag 16 februari 2010
maandag 8 februari 2010
Trekvogels
Gisteren
op het mooiste moment
om te wandelen
zat ik op een houten bank
las de mensen in het park.
Een oude man naast mij
vroeg:
"Lees jij oude boeken?"
Ik antwoordde:
"Jonge boeken worden in
mijn land vernietigd."
De oude man pakte zijn hoed
en keek naar de hemel
in zijn ogen
trokken vogels voorbij.
op het mooiste moment
om te wandelen
zat ik op een houten bank
las de mensen in het park.
Een oude man naast mij
vroeg:
"Lees jij oude boeken?"
Ik antwoordde:
"Jonge boeken worden in
mijn land vernietigd."
De oude man pakte zijn hoed
en keek naar de hemel
in zijn ogen
trokken vogels voorbij.
Abonneren op:
Posts (Atom)