De Dood was erg verbaasd toen hij vorige week Mansour Khaksar in Los Angeles tegenkwam. Mansour was zeventig jaar oud. Hij schreef en publiceerde gedichten. Ineens gooide hij zijn pen en papier weg en smeekte de Dood om hem te komen halen. Maar de Dood deed dat niet, hij was van plan om hem in Teheran te halen. ‘Je bent een bekende dichter en politicus, je moet tussen je eigen volk dood gaan,’ zei de Dood tegen Mansour. Maar hij luisterde niet. Wanhopig pakte hij een plastic zak, deed het over zijn hoofd en sloot deze met een sterk elastiek om zijn nek. Met huilende ogen nam de Dood Mansour mee.
De dood van Mansour deed me denken aan het gedicht ‘De tuinman en de dood’ van de Nederlandse dichter P.N. van Eyck, 1987- 1954.
Het verhaal in dit gedicht heeft diepte wortels in de klassieke Perzische literatuur.
De tuinman en de dood
Een Perzisch Edelman:
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: "Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!" -
Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.
"Waarom," zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
"Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"
Glimlachend antwoordt hij: "Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten