vrijdag 25 december 2009

Mijn boek






Mijn boek
is de aarde
met verscheidene seizoenen.

Mijn land
is het laatste seizoen
met woorden in pijn
in hechtenis
met woorden in graf.

Ga
reis verder
lees in naam van het leven
mijn boek.

zaterdag 19 december 2009

Yalda

Het is Yalda, het feest van de geboorte van het licht. Het is Kerst, het feest van de geboorte van de Heer. De Kerst is de zoon van het Iraanse licht.

In de nacht van 21 december komen de Iraanse families bij elkaar om samen de geboorte van het licht te vieren, om samen de watermeloen of de rode granaatappel, symbolen van het vuur, geluk en gezondheid, te eten. Om samen met poëzie en muziek wachten op de komst van het licht.

De nacht van Yalda, 21 december, is het moment waarop het licht terugkeert en de dagen weer langer worden.Volgens het Zoroastrische geloof symboliseert Yalda de geboorte van de zonnegod Mithra, die twee duizend jaar geleden ook in Griekenland en daarna in Rome populair was.

Het is Yalda, wij gaan luisteren naar de Iraanse zanger Mohsen Namjoo (Iran, 1976). Hij mixt traditionele Iraanse muziek met pop en jazz. Hij werd bekend door zijn vrije teksten en melodieën.
Momenteel woont hij in Zwitserland, omdat een groep fanatieke koranstudenten schreeuwden dat Namjoo als een monster opgehangen moet worden.
Waarom?
Omdat Namjoo een paar verzen van de Koran met onconventionele melodieën heeft gezongen.

Hieronder luistern wij naar Begoo, begoo( zeg iets, zeg iets) van Namjoo:

dinsdag 15 december 2009

De vlucht

Banoo brengt wijn
een vogel zingt in haar ogen.

Rust
het klokken van de wijn
zachte muziek
de vlucht
die vergeten is.

vrijdag 4 december 2009

De gelukkigste allochtoon

Het was woensdag, de tweede middag van december. Ik deed de voordeur open en liep het huis uit.
De grijze hemel stond laag, alsof de wolken op de grond willen gaan zitten.
Ik ging naar het park de Oude Held dat tussen Vinkhuizen en de Held ligt. Ik zag het park als een doornenkroon op het hoofd van de maand december, de koning van alle maanden, de maand die tussen de herfst en de winter staat. De koning die een nieuwe deur opent naar een nieuw jaar.
De koning van de vernieuwing, de koning van het einde.

Het park de Oude Held is een prachtige plaats om te wandelen, om naar geheimen zoeken die zich tussen de bladeren verbergen. Ik liep en ik zocht in mijn gedachten naar woorden.
Ik wilde een stuk proza over december schrijven.
Ik keek naar de bomen die net als ik naar het zonlicht verlangden. Ineens hoorde ik dat iemand achter me aanliep. Rustig draaide ik me om en ik zag niemand. Opnieuw liep ik verder.
Even later hoorde ik weer voetstappen. Ik stopte even, daarna keek ik snel naar achteren.
Ik zag weer niemand. De wind waaide hevig en de bladeren vluchtten tussen de bomen. Ik moet rennen, dacht ik maar ik durfde het niet. Ineens twijfelde ik om verder te gaan. Haastig rende ik terug in de richting van mijn huis. Ik rende en ik hoorde opnieuw dat iemand achter me aanrende.
Misschien is het de dood die me volgt, dacht ik en ik stond even stil. Er liep een rilling over mijn rug. Ik voelde mijn benen trillen. Ik keek angstig rond, de bladeren suisden als een stromende rivier tussen de bomen.Vlug rende ik het park uit.
Toen ik het park achter mijn rug had, draaide ik me om en keek naar het park. Ik zag een oude man op een wit paard naar me zwaaien, alsof hij met zijn hand de grijze wolken wilde wegjagen. Ik zwaaide terug en ik zag hoe de zon boven zijn hand verscheen, hoe het zonlicht de schaduwen op aarde terugbracht.

‘Is hij Jezus?’ riep ik ineens hard. De oude man verdween tussen de bomen.
‘Hij is Sinterklaas, hij gaat terug naar zijn zonnige land,’ mompelde ik tegen mezelf.
‘Hij is de gelukkigste allochtoon,’ dacht ik en liep met een zware stilte in mijn hoofd terug naar huis.

maandag 30 november 2009

Mijn woorden

Mijn woorden monden
als een rivier uit
in dit gedicht.

Ik ben bang
dat ze verdwijnen
voordat ze
de mond van de lezers
kunnen kussen.

O, mijn pen!
beschrijf maar een boot
waarmee ik door de eb
vloed van dit gedicht
kan varen.

donderdag 26 november 2009

Zelfportret





Ik teken mijn gezicht
een hand
hard als een steen
om mijn hals.

Ik teken mijn ogen
mijn neus
mijn mond vol van woorden.

Ik teken regen
rood als bloed.

Ik hoest ik hoest ik hoest
laat me mijn hoest niet tekenen.

woensdag 18 november 2009

Ik denk aan de stilte

De wind breekt
de stilte van de boom
ik denk aan de stilte
de stilte betekent
de boom zonder wind.

De boom
breekt de stilte van het bos
ik denk aan de stilte
de stilte betekent
het bos zonder bomen.

Je breekt
de stilte van mijn leven
ik denk aan de stilte
de stilte betekent
het leven zonder jou.

De wind breekt
de stilte van de boom.

donderdag 12 november 2009

De zondeval


Gisteravond belde Saba mij, de Iraanse schilder uit Haarlem. Hij zei tegen me dat hij niet meer Saba Tehrani maar Cornelis van Haarlem heet. ’Waarom Cornelis?’ vroeg ik geïnteresseerd.
‘Ik heb ontdekt dat ik vroeger ook in Haarlem had gewoond als Cornelis van Haarlem. Ik weet nog hoe mijn ouders in 1572 uit Haarlem zijn gevlucht toen de Spanjaarden de stad aanvielen. Ik weet ook nog precies hoe ik in Haarlem achterbleef en hoe ik werd opgevoed door de schilder Pieter Pietersz,’ vertelde hij serieus.
‘Dus ben je wedergeboren als Saba in Teheran?’ vroeg ik voorzichtig.
‘Nee, ik was als Cornelis geboren in Teheran, maar mijn ouders wisten het niet en noemden me Saba. Weet je wat, kom in het weekend maar bij me langs, als je me niet gelooft.’

Nu zit ik stilletjes in de trein met een boek van de Nederlandse schilder Cornelis van Haarlem in mijn hand. Ik ga naar Haarlem.
Tegenover mij zit een jonge vrouw, met lange blonde haren en bruine ogen. Zij draagt een witte bloes met een korte zwarte rok.
Ik open het boek en denk aan haar, aan haar speciale schoonheid, aan haar lege plek in mijn dromen.
Daarna sla ik het boek dicht en kijk ik vlug naar haar prachtige benen. Ze lacht. Ik open het boek weer en kijk erin. Op een bladzijde zie ik het schilderij ‘De zondeval’.
Ik tuur naar Eva die naast Adam staat, met een bijzonder lichaam die me warm en blij maakt.
Ik wil weer naar de jonge vrouw kijken, maar ik durf het niet meer. Even valt er een stilte, alsof wij met z’n tweeën in de trein zitten. Ik kijk naar buiten. De trein staat stil. Door het raam zie ik een grote tuin. Boven de voordeur van de tuin staat een groot groen bord. Op het bord staat in het rood ‘Adam en Eva, welkom in het paradijs.’
Verbaasd kijk ik om me heen. Er is niemand in de trein.
‘Adam, wij moeten gaan, God wacht daar op ons.’
Verwonderd kijk ik naar de jonge vrouw. Zij zit bloot en beeldig tegenover me, met een groen blad op haar geslachtsdeel.


De zondeval: Toen God zag wat Adam en Eva gedaan hadden, het eten van een vrucht van de boom der kennis, stuurde hij ze uit het paradijs. Cornelis van Haarlem schilderde dit in 1592 in opdracht van het stadsbestuur van Haarlem.

zondag 1 november 2009

Wat een mooie dag

Mijn schaduw
wandelt met mij
rent met mij
naar pen en papier.

Wanneer ik er naar kijk
zoekt het in mijn ogen
graaft alsof een ongezegd woord
nog in mij verborgen is.

Wat een mooie dag
daar
drijven woorden op het water.

woensdag 28 oktober 2009

Bibi Hamideh



Vorige week in “The British Museum of London” zag ik een bijzonder oude vrouw die op mijn oma, Bibi Hamideh, leek.
Mijn oma was ook een bijzondere vrouw. Volgens haar zeven kinderen werd ze nooit ziek. Toen ze honderd jaar oud werd zei ze tegen haar enige zoon, mijn vader, dat ze nog zeven dagen te leven zou hebben. Na zeven dagen viel ze flauw en stierf ze.
Ik was toen 15 jaar oud. We woonden destijds in het dorp, Ghalany.
Haar zoon en haar schoonzonen droegen haar kist:‘La ilaha illa allah!’*
Er hing mist boven de begraafplaats. Haar kist leek daarop te drijven.
‘Er is geen mist,’riep Haj Hosein, een van haar schoonzonen,‘er zijn engelen.’

De dorpelingen geloofden dat Bibi een vrouw zonder zonde was en dat ze de zieke mensen door haar heilige hart kon genezen. Ze geloofden dat haar speeksel een geneeskrachtige werking had waarmee aandoeningen werden genezen.
Ze was als een heilige koningin voor ons dorp. Elke vrijdag was haar graf vol van mensen die een oplossing voor hun problemen zochten.

Voor mij was Bibi gewoon een lieve oma die elke avond een leuke verhaaltje of mythe kon vertellen.
Ze kon ook mooie verzen van vierregels zingen waarvan de meeste nergens opgeschreven waren. Ze hield ontzettend veel van me omdat ik volgens haar precies op haar man leek die op tweeënvijftig jarige leeftijd plotseling gestorven was.

Vorige week belde mijn broer mij uit Iran. Hij zei dat Haj Hosein tegen iedereen vertelde dat in zijn dromen Bibi Hamideh zich zorgen maakte over haar kleinkind.
‘Doe in Godsnaam iets om Akbar terug te laten komen,’ huilend riep Bibi Hamideh.


* Er is geen godheid dan Allah

zondag 25 oktober 2009

Stilte


Het bos
is zonder geluid
vogels
mensen
een vliegtuig.

Stilte
op straat
op het land
in de bergen
op zee.

Vandaag is mijn gedicht
een doof woord.

dinsdag 20 oktober 2009

Sikkel

Wind
tarwearen
richten zich op.

Ik zie
op de weg
mijn schaduw
als een sikkel.

vrijdag 16 oktober 2009

Mevrouw C.


Het is nacht. Ik zit op de bank en kijk naar mijn zwart/witte televisie. Ineens hoor ik de bel, ik sta moeizaam op en ga naar de voordeur en doe de deur open. Verwonderd zie ik dat mevrouw C., mijn oude collega, achter de deur staat. ’Koud, ik heb het koud. Ik kom even langs,’ zegt zij terwijl ik verbaasd naar haar kijk.
‘Waar, waarom naakt?’ mompel ik. Zij lacht en zegt: ‘Ik moet eerst mijn spijt aanbieden, ik ben fout geweest.’
Ik zeg niets. Zij komt binnen, zet haar tas op de tafel en zegt: ‘Kijk even, lees mijn lichaam, je komt er nog wel achter waarom ik vroeger zo dom ben geweest.’
Ik kijk en zie een tatoeage “vol is vol” op haar borstkas. Even valt stilte.
Daarna kijk ik naar haar groene ogen, naar haar blonde korte haren, naar haar borsten die als twee doodzieke witte vogels aan haar borstkas hangen.
‘Laat maar, help me, ik wil van die tatoeage af, daardoor zijn mijn vogels zo doodziek,’ zegt zij met een vreemde toon terwijl ze op de bank gaat liggen.

Ineens schudt mijn vrouw mijn schouder en zegt:’opstaan, het is tijd.’
Verbaasd doe ik mijn ogen open, sta op, ga naar het raam en neem de verse herfstlucht in. De hemel is bewolkt. Een paar vogels vliegen in de richting van het Oosten. Ik denk even aan mijn droom, aan mevrouw C. Daarna draai ik om, kijk naar mijn vrouw die op het Perzische tapijt zit en de Koran leest.
‘Lees je de Koran?’ vraag ik en ga naast haar zitten. Snel kijkt zij even naar me en zegt:‘Ja, nu lees ik soera Maria voor je moeder. Zij hield van deze soera. Toen zij hier was, vroeg zij aan mij om na haar dood deze soera voor haar te lezen.’
Ik zeg niets, kijk naar haar ogen die vol met tranen zijn en doe mijn ogen even dicht. In het diepst van mijn ogen zie ik een groep wenende mensen die rond het graf van mijn moeder staan.
‘Wacht even, wacht,’ roep ik huilend terwijl ik op de begraafplaats in de richting van haar graf ren. ‘ik wil even haar gezicht zien.’
De mensen rond het graf kijken verrast naar mij.‘Akbar,’ roepen ze samen. ‘het is te laat, het graf is nu vol.’

dinsdag 13 oktober 2009

De geur van tarwe

Wanneer jouw handen
naar tarwe ruiken
dan weet ik
op het tarweveld
oogst jouw vader
jouw herinneringen.

zaterdag 10 oktober 2009

De wind zal ons meenemen


En dit ben ik
een eenzame vrouw
op de grens van een koud seizoen
aan het begin van de conceptie van het vervuilde bestaan van de aarde
en de eenvoudige en bittere wanhoop van de hemel.
(Forough Farrokhzad)


Ik droom meestal dat ik in Iran ben. Daar ben ik als een hert op de vlucht voor de wolven van de dictator. Maar vorig week droomde ik dat ik in de openbare bibliotheek van Groningen wachtte op Forough Farrokhzad, de bekendste en de modernste dichteres van Iran.
‘Applaus,’ riep ik toen zij binnen kwam, jong en mooi.
’Haar stijl was vernieuwend, de eerste dichteres die in de autoritaire mannenliteratuur in Iran over de gevoelens van de vrouwelijke schoonheid durft te dichten,’ riep ik harder tegen de Nederlanders die ongeduldig op haar wachtten,‘haar gedichten gaan over haar liefde, over de pijn en verlangen van de vrouwen in onze conservatieve maatschappij. Met haar literaire stem wil zij een bijdrage leveren aan de vrijheid van vrouwen. Hier is, de meest gelezen dichteres in de Perzische literatuur, Forough Farrokhzad.’

Plotseling werd ik wakker en dacht aan mijn droom, Forough Farrokhzad(Teheran 1935-1967) die door een auto-ongeluk jong stierf in 1967.


Hieronder het gedicht ‘de wind zal ons meenemen’ van haar:

De wind zal ons meenemen

In mijn kleine nacht, helaas
De wind heeft samenkomst met de bladeren van de bomen
In mijn kleine nacht staat een verwoestende angst.

Luister!
Hoor je het waaien van de duisternis?
Ik kijk heimelijk naar dit geluk
Verslaafd ben ik aan mijn wanhoop.

Luister!
hoor je het waaien van de duisternis?
nu gebeurt iets in de nacht
de maan is rood en onrustig
en boven het dak dat vreest elk moment in te storten
wachten de wolken, als rouwende optocht
op het moment van de regen

een moment
en dan niets.

Achter het raam
trilt de nacht
en de aarde is
aan het ophouden met het draaien.

achter het raam maakt een onbekende zorgen
over jou en mij.

Jij, groen in geheel!
leg je handen, als een vurige herinnering
in mijn verliefde handen
en je lippen als een warm gevoel van het leven
laat op mijn tedere lippen over.

De wind zal ons met zich meenemen.
De wind zal ons met zich meenemen.

woensdag 7 oktober 2009

Ver van jou

In dit gedicht
sta ik bij je graf
het is herfst en de grafsteen
is zo geduldig en zwaar.

Er zingt een kleine mees
in mijn ogen
alsof hij de stille mees
van je ogen
roept.




zondag 27 september 2009

Als een vlinder






Vorige week zaterdag gingen we op bezoek bij Moadab. Hij woont samen met zijn vrouw en twee dochters in Westerlee.
Na het eten opende hij zijn weblog ( www.moadab.blogspot.com ) en las in het Nederlands een gedicht voor:

Hand in hand
Lopen we op straat
Het regent
Ik luister naar je handen

Zullen we naar het bos gaan

Zo meteen wordt je lichaam
Mijn land

Tijdens de terug weg
Helemaal nat
Willen we ons graag
Alles nog een keer herinneren
En het voor altijd vergeten

Het was een mooie avond met de gedichten, met de wijn en de vrouwen die zachtjes met elkaar kletsten.
Ik las ook het gedicht ‘als een vlinder’ voor:

Ze had zwarte ogen
als de nacht
maar zwarter dan eenzaamheid.

Ik beschreef haar als een kaars
die op het graf van haar moeder brandt
ze beschreef zichzelf als een vlinder
ik heb het later begrepen
toen ze in het vuur sprong
onder de regen
onder de ogen van God.

‘Wie was ze?” vroeg Moadab nieuwsgierig.
‘Haar naam was Maryam,’zei ik, ‘ze was zeventien jaar oud toen ze als een uitgenodigde politieke vluchteling met haar oudere zus naar Nederland kwam. Ze kwam vaak bij ons nadat ze had gehoord dat haar moeder op dezelfde dag met de broer van mijn vrouw opgehangen werd in de gevangenis van de stad Mashhad.
‘Ik was toen dertien,’zei Maryam kalm tegen mijn vrouw, ‘toen mijn moeder voorgoed bij me weg moest gaan.’
‘Zat je met je moeder samen in de gevangenis’ vroeg mijn vrouw voorzichtig.
‘ Ja, niemand durfde op mij te passen, mijn hele familie was op de vlucht of in de gevangenis. Ik heb de laatste drie maanden met mijn moeder in een cel gewoond. Mijn moeder was zestig jaar oud. Ze was niet echt actief in een politieke organisatie. Ze was zoals alle moeders, ze steunde alleen haar kinderen met geld en onderdak. Ik kan nog steeds niet geloven dat ze er niet meer is. Bij afscheid zei mijn moeder dat ze terug komt, dat de Islamitische regering niet een oude vrouw durft te executeren. Moeilijk, afscheid nemen van haar was erg moeilijk.’ Vertelde ze terwijl de tranen op haar wangen druppelden.’

Elke keer dat ze op bezoek kwam bij ons, vertelde ze een stuk over haar moeder. Soms kwam ze met een hoofddoek, soms zonder hoofddoek. Ze vertelde later aan ons dat ze van haar zus haar hoofddoek niet mag wegdoen, omdat volgens haar zus een broer van ze geëxecuteerd is en omdat ze de kinderen van een moeder zijn die voor de echte islam op de galg ging.

Na een jaar ging ze bij haar zus weg. Ze wilde vrij zijn. Ze gooide haar hoofddoek voorgoed weg, liet haar haren blond verven en droeg kleren als een jonge Nederlandse dame. Ze wilde vrij leven maar de nachtmerrie over de gevangenis, over de dood van haar moeder, haar broer liet haar niet los. Ze durfde niet meer slapen. De nachtmerrie maakte haar gek. Op een koude avond ging ze op straat. Ze huilde en schreeuwde als een verdwaald kind: mama, mama….!
Daarna kwam ze in een psychiatrische afdeling in Groningen terecht. Na een jaar mocht ze naar huis. Ze voelde zicht goed en gelukkig. Ze werd verliefd op een Iranese jongen die in Haarlem woonde. Na een paar maanden verhuisde ze naar Haarlem. We waren blij dat ze haar liefde, haar rust had gevonden. Na ongeveer een half jaar hoorden we dat ze op een park zichzelf in brand had gestoken. Ze was tweeëntwintig jaar oud.
Op de dag van haar begrafenis huilde haar dode moeder bloed door mijn ogen.’

‘Wat een verhaal! Man, je moet dit verhaal op papier zetten, anders ga ik zelf het doen,’ zei Moadab en schonk de glazen vol met wijn.

vrijdag 25 september 2009

Meer dan daar

Ik voel, zegt zij
dat ik niet meer hier ben
iemand anders ademt in me
loopt met me mee
fantaseert
wordt een vis
verlangt naar de zee.

Maar ik ben hier, zeg ik
we lopen op straat
de hemel is bewolkt
zoals altijd
roept iemand ons als een hond
ziet ons als een kraai
zoals altijd zijn we bang
twijfelen in ons.

Hier, zegt zij
wil ik meer een vogel zijn
meer dan daar.

woensdag 23 september 2009

Mijn vader

Mijn vader opent
elke nacht zijn ramen
luistert naar de liedjes
van de wind
die zo vreemd waait.

Mijn vader weet
dat ik mijn woorden
aan de wind schrijf.